1970 (2)

Om te kunnen telefoneren moest men zich naar een telefooncel begeven. Die stond op de Molièreweg, op ongeveer een kilometer van mijn huis. Het gebeurde zelden dat er niemand in stond. Drie of vier mensen in de rij was gebruikelijker en dat betekende drie kwartier wachten. Kon je dan eindelijk zelf bellen, keek de volgende je door de ruit indringend en geïrriteerd aan. Het was ook vervelend als je geen gesprek tot stand wist te brengen. Dubbeltje erin, zoemtoon horen, nummer draaien en de in gesprek toon. Hoorn op de haak of met de hand houder indrukken en het ritueel herhaalde zich. Al spoedig  werd driftig op het raam getikt. ‘Uw beurt is voorbij’.

Het telefoonloze tijdperk had echter zijn charme.

We woonden vier hoog in een portiek van acht gezinnen. Mevrouw K op de eerste etage vervulde de rol van onbezoldigd portier en stond reeds in de deuropening als je naar boven ging, (ze hield vanuit haar keukenraam de boel goed in de gaten), voor een praatje. Deodorants waren niet aan haar besteed, dus ook in het zeldzaam voorkomende geval dat haar deur gesloten was hing in het trappenhuis een penetrante zweetlucht. Ik ontdekte dat je het beste beneden in de hal diep adem haalde om vervolgens met twee treden tegelijk de acht trappen te nemen. Pas op de vierde etage inademen. Maar mevrouw K was heel aardig want ze stelde haar telefoon voor iedereen beschikbaar. Het was een zwart bakelieten exemplaar. Per gesprek deed men een dubbeltje in de pot. Bij slecht weer maakte ik er wel eens gebruik van, altijd afwegend of het een bezwaar was dat de familie meeluisterde, want het moest in de huiskamer. Als ik toestemming wilde om bij een vriendin te slapen telefoneerde ik naar mevrouw K. Beneden in het portiek bij de brievenbus drukte ze dan op de huisbel en riep luid galmend naar boven: ‘Telefoon!!!!’, waarna een van mijn ouders de trappen af spurtte. Vanzelfsprekend wist iedereen in de buurt een uurtje later dat Gusta vandaag niet meer thuiskwam.

Foto: Jasper de Kat Angelino
https://dutchtelecom.wordpress.com/

Het bellen bij de buurvrouw was voorbij toen we zelf een telefoon kregen. Het bekende grijswitte exemplaar met draaischijf.
Mijn broer en ik waren er erg blij mee, na een wachttijd van meer dan twee jaar. Vaak werden we niet gebeld en we vochten er dan ook om wie mocht opnemen als de telefoon rinkelde.

De mogelijkheden met het nieuwe medium werden door ons uitgebreid verkend. Ik herinner me dat we een willekeurige naam in het telefoonboek prikten, wie weet vandaag de dag nog wat dat is, en grappen uithaalden. Mijn broer kon met gemak een half uur een gesprek als Duitser gaande houden of als medewerker van de PTT die de toestellen op verstaanbaarheid controleerde. Hij liet mensen toeteren en blazen of een stukje voorlezen, terwijl ik ernaast op de grond lag dood te gaan van de lach. Met zijn bandrecorder werden alle gesprekken rücksichtslos opgenomen en later afgespeeld voor vrienden en vriendinnen. Ik durf het nu te schrijven want het is toch al verjaard.

We konden ons geluk niet op. De hele wereld was bereikbaar geworden. We hadden geen benul van computers, beeldgesprekken of whatsappen in de verre toekomst.
The times they are a changin’.

Een reactie plaatsen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

2 gedachten over “1970 (2)”