Herinneringen aan een zwembad

Voor een gebouw een memoriam schrijven is eigenlijk een beetje overdreven. Temeer omdat het in mijn ondeskundige ogen niet zo bijzonder is en niet eens een mensenleven lang meegaat. ‘Mijn’ zwembad staat nog een paar dagen aan de Gooilandsingel in Rotterdam, daarna is het geschiedenis.

Ik diep uit de gemeentelijke archieven en uit mijn geheugen een paar gegevens op: de bouw van het ‘Sportfondsenbad’ vond plaats in 1960 en 1961. In de beginfase was er één lang 50 meter bad, waarin het water aan de voorzijde zo’n beetje tot de knieën reikte. De verschillende dieptes waren afgescheiden door touwen met rode en witte drijfballen. Het niveau van het water lag een stuk lager, zodat je altijd een trapje nodig had om eruit te klimmen. Voor de mooie zomerse dagen was er ook een buitenbad. Ik heb daar maar één keer gebruik van gemaakt. Toen zat ik al in de zesde klas en gingen we met school op de zaterdag zwemmen. Aangenaam was het niet, want het water werd niet verwarmd en echt zomers was die dag evenmin te noemen.
Ik ging op les toen ik negen jaar oud was. De eerste keer of keren, dat weet ik niet meer, ging mijn moeder mee. Eerst moest ik in de middag nog naar school, maar ik had toestemming een kwartiertje eerder weg te gaan om op tijd bij de halte van bus 49 in de Pliniusstraat te zijn.

In de hal waar de entreekaartjes werden verkocht was al het geluid van proestende en schreeuwende kinderen en plonzend water te horen. Door de klapdeur, die af en toe een bezoeker doorliet, walmde een warme chloorlucht je tegemoet. Altijd had ik een verwachtingsvol en een licht opgewonden gevoel. Dat er iets stond te gebeuren. Dat was natuurlijk ook zo.

Er waren afsluitbare kleedhokjes aan de linker zijde, beneden voor de heren, boven voor de dames. Daar kon men zijn spullen toen nog gewoon achterlaten. Ik herinner me niet of er een sleutel was. Dat moet haast wel. Er was maar een beperkt aantal van die kleedhokjes. In de kelder bevonden zich de wisselkleedhokjes. Ik noem het kelder, maar eigenlijk weet ik niet meer of het zwembad hoger lag of dat de kelder gewoon gelijkvloers was. In ieder geval werden de kleren met tas en schoenen aan een enorme hanger met extra haken opgehangen. Via een lange gang en een trap naar boven kwam je in het zwembad. Overal was het lekker warm voordat je ging zwemmen. Maar na afloop was het gek genoeg altijd bar koud, en ondanks het badlaken dat ik snel omsloeg en dat ik vooraf al bovenin de tas had gestopt, stopte het rillen pas als ik helemaal droog en aangekleed was.

De zwemlessen hadden vanzelfsprekend een bepaalde opbouw. Eerst mocht je spelen en met een plankje drijven in het ondiepe eerste bad. Op het muurtje moest je dan liggend op je buik de beenslag doen. Die hoefde ik niet meer te leren, want onder leiding van mijn zus had ik thuis uitgebreid geoefend op het zeil in de gang.
Als het in het eerste bad goed ging verhuisde de les naar het tweede bad, waar je steeds van de ene naar de andere kant beenslagde, terwijl je het plankje vasthield. Daarna kreeg je drijvende kurken om je middel. Wie het er zonder plankje maar met kurken goed van afbracht mocht naar het derde bad, waar het water tot de kin stond. Uiteindelijk ging je naar het diepe voor het echte werk. Ik weet nog dat de kurken afgingen en dat ik ineens veel lager in het water lag. Zonder te zinken. Ik kon zwemmen!

Die badjuffrouwen en -meesters lachten nooit. Er mocht niks en er moest van alles. Naar de wc gaan tijdens de les was verboden. Het douchen vooraf was verplicht, na het zwemmen was het een doodzonde. Mij leek het juist fijn die chloorlucht van je lijf af te kunnen spoelen. Vanuit het zwembad mocht je niet naar het terras. Dat was voor aangeklede mensen. Wie toch iets tegen de regels deed werd teruggecommandeerd met vier korte driftige fluitsignalen. Heel streng waren ze in die tijd. Vaak spraken kinderen over de vreselijke haak. Ik zag zo’n badmeester wel eens iemand een stukje door het water trekken. Die is mij gelukkig bespaard gebleven.

Later, in de zesde klas, gingen we op zaterdagochtend schoolzwemmen. Het was niet verplicht. Degenen die niet meededen moesten op school blijven. De kleedhokjes waren taboe. Scholen gebruikten de grote kleedkamers. Eén voor de meisjes, één voor de jongens. Wat vond ik dat erg! Af en toe liep er een badmeester binnen, zogenaamd om te kijken of we ons gedroegen, maar ik denk dat hij graag blote meiden bekeek. We hadden niet het lef er iets over te zeggen. Afgezien daarvan was er veel plezier.

Aan de voorzijde van het zwembad was er een buffet met terras. Het bevond zich op een hoger niveau en was afgescheiden van de rest door een hek. Daarvandaan had je een mooi uitzicht over het hele zwembad. Mijn moeder zat er die keer dat ze meeging. En samen met mijn vader toen ik afzwom voor mijn diploma.

Na de zwemles kocht ik, met mijn kleren aan, voor een dubbeltje een koek om de ergste trek te stillen. Meestal boterkoek. Daarna liep ik naar de bushalte, buiten was het al lang donker.

 

Een reactie plaatsen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

2 gedachten over “Herinneringen aan een zwembad”