het is nog donker, onwrikbaar
lig ik op een tak hoog boven de grond
het pokpokken van een uil klinkt
tegen mijn gebutste kop
ben ik wakker of
is dit een boze droom
ver, ver beneden mij hoor ik: ‘een, twee, drie
in godsnaam, de laatste buidels aarde
dan is het voor elkaar’
ze wurmen, mieren, kouten
een zagende boktor is de baas
terwijl ik niets anders kan dan
liggen, doorgaan met verhouten