“We gaan rij-den,” zei Puk.
Dat had-den ze al be-gre-pen.
Lang-oor ging voor het wa-gen-tje staan.
Die was paard.
Piet sprong def-tig op de bok.
Hij was de koet-sier.
O, o, wat keek die ek-ster trots.
Hij hield de teu-gels in zijn sna-vel.
En Pluim-staart stap-te in de wa-gen. Je zag nog net zijn leuk snuit-je en zijn gro-te o-ren.
“Hop, hop!” riep de ek-ster.
“Voor-uit, Lang-oor!” Die be-gon te lo-pen.
Of nee, hij sprong ei-gen-lijk.
Lien-tje en Puk had-den toch zo’n schik!
[ Frag-ment uit: Lien-tje bij de ka-bou-ters deel 1]
Zo leer-de ik le-zen.
Klas-si-kaal wer-den de boek-jes van Ot en Sien en Pim en Mien door-ge-wor-steld, want de zwak-ke le-zers moes-ten oe-fe-nen met een beurt in hard-op le-zen.
En o wee als je niet wist waar ‘het was’.
On-der-tus-sen las je het boek-je tot het ein-de en te-rug en nog een keer, want je ver-veel-de je e-norm.
Met een zucht van op-luch-ting als het was ge-daan.
Maar oh, wat een ver-driet.
Geen nieuw boek, het moest nog wor-den her-haald.
Dat ik daar-na graag bleef le-zen en ve-le boe-ken ver-slond mag ge-rust een groot won-der he-ten.
3 gedachten over “Le-ren le-zen”
De spannende boekjes van weleer! Ik ging er wel in op. Dik Trom. Lezen was voor mij meer dan noodzakelijk kwaad.
Wat een leuk stuk-je is dit! Mijn lees-ver-le-den zag er ook on-ge-veer zo uit …
Het leest wel lek-ker met die let-ter-gre-pen, he? Jij las dus ook al-les min-stens drie maal.