Ik lees nog eens het verhaal dat ik in 2015 schreef over het verschijnsel volle maan tijdens Kerstmis. Dat het maar eens in de zoveel jaren voorkomt. Ook wel de maan van Jule genoemd.
Om vijf uur in de nacht tuur ik door het raam boven de voordeur en ja. Het voortsnellende wolkendek vertoont een paar sleetse plekken, waardoor de maan goed zichtbaar is. Ik pak mijn fototoestel en leg hem vast, zo goed en zo kwaad als het gaat vanaf deze plaats. Een half uur later is er geen manestraal meer te bespeuren. De eerstvolgende volle maan tijdens de kerst zal pas in 2034 zijn. Nog negentien jaar te gaan.
Besta ik dan nog? En als ik besta, heb ik daar dan besef van of bevind ik me in de nevelen van een verward brein? Lig ik in een bed, zit ik in een rolstoel of schuifel ik achter een looprek door een verpleeghuis? Ach nee, de verpleeghuizen zijn vast verdwenen tegen die tijd. Hulpbehoevende oudjes worden opgehokt in leegstaande kantoorpanden, de verzorgsters zijn vervangen door drones, en door de gangen rolt een aanspraakrobot. Bezoek is overbodig, daar zijn beeldtelefoons voor. Alles verloopt volautomatisch. En als je teveel gaat kosten is er de rode afvalknop. Echt iets om naar uit te kijken.
Ach, piekeren over wat er allemaal kan gebeuren is tamelijk zinloos. Nutteloos getob. Een vreemde uitdrukking eigenlijk. Getob is altijd nutteloos, want het lost nooit wat op. Het neemt je in beslag, het maakt je somber en moe. Problemen waarover je tobt zijn net wijnvlekken die je met een doekje probeert weg te krijgen. Je wrijft ze er alleen dieper in en ze worden ook nog eens groter.
Waarom tobben mensen zoveel als het toch niets oplevert?
Jaren geleden las ik van J. Guépin het boekwerk ‘Nutteloos getob’, een verzameling korte verhaaltjes over de trivialia die men in het dagelijkse leven tegenkomt en waarover heel wat wordt gepiekerd. Kees van Kooten heeft in ‘De ergste treitertrends’ over ergernissen geschreven. In het stripverhaal van Kuifje, ‘Vlucht 714’ is een volhardende kleefpleister voor Hergé de aanleiding een subverhaallijn op te nemen. Kennelijk behoren beuzelarijen tot de bronnen waaruit schrijvers putten. Hoewel om futiliteiten gelukkig ook gelachen mag worden, het hoeft niet alleen kommer en kwel te zijn. Ik kan gerust stellen dat ik een groot deel van mijn leven over flauwekul heb gekniesd. Misschien moet ik maar eens opschrijven waarmee ik een hoop tijd heb verkloot.
Twee weken terug was er weer een memorabele maanstand. De baan die de maan om de aarde draait is ellipsvormig. Dit betekent dat de maan de ene keer dichterbij de aarde staat dan de andere keer. Wanneer het volle maan is en de maan de kortste afstand tot de aarde bereikt, wordt dit een perigeummaan (oftewel supermaan) genoemd. Een supermaan komt vaker voor, maar die van 14 november is bijzonder, omdat het maar eens in de zeventig jaar voorkomt dat er zo’n korte afstand is tussen maan en aarde. Kort is in dit geval relatief, het gaat nog altijd om zo’n 356.509 km, terwijl de normale afstand varieert tot maximaal 384.400 km.
We wandelen ’s avonds naar de vuilniscontainer aan het eind van de straat en observeren de supermaan die hooguit een fractie helderder is dan gewoonlijk. Willem verzekert me dat met de juiste oculaire hulpmiddelen het verschil in grootte goed is te zien. Het zal wel. Ik pak niet eens mijn fototoestel, het is onbeduidend nieuws, denk ik. Maar sterrenkundigen over de hele wereld blijven ‘s nachts op om zijn schijnsel aan het firmament te volgen, te fotograferen en te filmen. Ze schrijven, twitteren en appen naar elkaar. En ineens ben ik een beetje afgunstig op al die mensen met hun gepassioneerde hobby. Een fijne hobby trouwens, die drang het grote verre onbekende te willen doorgronden. Het herinnert me aan het uitstapje in de Biesbosch, waar zich sterrenwacht Mercurius bevindt. Ik weet inmiddels dat de helderste ster aan het begin van de avond geen ster maar de planeet Venus is, dankzij Willem, voor wie de nachtelijke hemel geen geheimen kent.
Nou ja, behalve die keer in de oudejaarsnacht dan. Na het vuurwerk staan we nog naar de hemel te kijken. Sirius schittert schuin boven ons. Dan zeilt plotseling een goudgele bolvormige UFO statig door het zwarte zwerk.
Wat is dat? In Willems stem bespeur ik enige ongerustheid. Geen vliegtuig, daarvoor gaat het te langzaam. Een ruimteschip van een ander sterrenstelsel? Worden we geobserveerd? Is dit het begin van een invasie van aliens? Ik blijf het antwoord schuldig. Even opper ik dat de triffids nu echt komen, denkend aan het boek van Wyndham. Maar het gaat om iets heel anders. Tegenwoordig herdenken mensen een overledene met een wensballon die ze brandend aan de wind en de nacht prijsgeven. Niks geen UFO dus. We lopen hopeloos achter. Wat weten wij nou van nieuwe rituelen?