Een mens ontkomt nu eenmaal niet aan schoonmaakklusjes, dus gisteren nam ik de stofzuiger mee naar boven om de boel eens goed op te kuisen, zoals de Vlamingen bloemrijk zeggen. De kamer aan de tuinzijde is niet heel groot. Een schildersezel, een boekenkast, de hometrainer en een kledingrek. Aan de deur hangt het wasgoed. De strijkplank staat permanent uitgeklapt. Kruimel slaapt erop in een mand met sjaaltjes.
Die strijkplank wordt in dit huis sporadisch in de hoedanigheid van strijkplank gebruikt. Waarom heb je hem dan? Met dat broertje dood aan strijken? Het antwoord is eenvoudig: mijn shirts, broeken, handdoeken, theedoeken, lakens en kussenslopen worden erop gevouwen. Ik geef toe, dat levert geen keurige stapeltjes in de linnenkast op. Die heb ik trouwens niet eens. Zo’n kast is meer iets van vroeger toen de meisjes voorafgaand aan het trouwen spaarden voor de uitzet die was bedoeld voor de rest van het gehuwde leven.
Omdat een strijkplank in hoogte verstelbaar is kan ik juist daar een poosje staan zonder dat de rug protesteert. Bij hoge uitzondering wordt de plank nog wel in zijn oorspronkelijke functie gebruikt: voor het bloesje dat, ondanks de koude wolwas en drijfnat aan het balkon uitgehangen, als een verfrommelde krant opdroogt, en een enkele keer voor het frontje van mijn lief, om kreukloos naar een crematieplechtigheid te gaan.
Ik zette mij aan het stofzuigen en duwde de steel met zuigmond onder de strijkplank. Op de vloer eronder lagen een paar gele zachte dingetjes. Het leek op stukjes vulling uit een kussen. Kruimel keek ondanks het hels kabaal van de stofzuigermotor lodderig over de rand naar mijn drukke beslommeringen. Ze maakte geen aanstalten om op te staan. Naast de poezenmand lagen heel wat kattenhaartjes, dus ik nam het speciale mondstuk voor de kussens en stoelen en zoog het oppervlak mooi schoon. Zo, die kamer was gedaan.
Dacht ik.
Echter, nu lag de vloer onder de strijkplank bedekt met honderden, zo niet duizenden gele dingetjes. Ik begreep er niets van, keek eens goed rond, terwijl ik de plank met een hand vasthield om mijn evenwicht te bewaren. Eronder dwarrelden gele vlokken. De schuimvulling van het overtrek liet los, verteerde, verkruimelde, verpulverde, keerde onverbiddelijk tot stof!
Hoe lang had ik dat overtrek nou helemaal? Drie, vier jaar? Voor mijn gevoel had ik het pas onlangs bij de Blokker aangeschaft. Niks geen duurzaamheid tegenwoordig. Alles gaat stuk, er wordt op gerekend dat je de boel vervangt na verloop van tijd. Lang leve de consumptiemaatschappij.
Wat nu te doen? Aangezien er af en toe toch wat te strijken valt moet ik iets verzinnen. Mijn oma had een onverwoestbare houten strijkplank. Voor levenslang. Die zie je niet meer. Een plank waar een molton omheen was geschoven, vastgemaakt met een veiligheidsspeld. Een molton heb ik nog wel. En die veiligheidsspelden van toen heb ik geloof ik nooit weggegooid.