Vandaag, 21 september, is het herfst en prachtig weer voor een bezoek aan Renesse in Zeeland. We parkeren op het Transferium en wandelen over een omwald pad naar de plaats waar vroeger ‘t Ooge Uus was. Hoogerhuis zei iedereen. Ik beken Willem een gebeurtenis op mijn vijftiende waarvoor ik me nog steeds een beetje schaam. Mijn hond Astrid had hoge nood, maar ik had nergens erg in, want keek naar stripboeken en leuke kettinkjes terwijl zij. Zij poepte naast me op de grond. We zouden binnen een uur naar huis vertrekken en ik had helemaal geen zin in toestanden of opruimen. Wat me bezielde weet ik niet, maar ik trok het dier aan de halsband richting uitgang. Ze liet onderweg nog twee dreutels vallen zag ik vanuit mijn ooghoeken. Buiten gekomen trok ik een gezicht of het een dag was als alle andere en liep zonder om te kijken met gezwinde pas over de Korte Reke, om vervolgens helemaal uit het zicht te verdwijnen in het bospaadje tegenover Huis Grol.
Nu ben ik dus weer terug op de Korte Reke en Willem en ik hebben er veel zin in om op het terras tegenover de kerk een cappuccino te nemen. De kerkklok begint juist te luiden. Ontelbare keren. Hij slaat wel 76 maal in plaats van twaalf, volgens de ober. Het is me nooit eerder opgevallen. Waarom dat is weet hij niet te vertellen. Hoog naast de spits zie ik mensen lopen. Op woensdag mag de toren nog steeds worden beklommen. Ik heb dat ook een keer gedaan, jaren geleden, samen met mijn dochters.
Na de koffie wil ik foto’s nemen van Huis Grol en even kijken bij Kromme Reke 8, om te zien hoe het nu is, of er iets veranderde. Willem zegt dat de grote oeroude boom een linde is en ik wijs naar het gebouwtje dat ooit dienst deed als diepvrieshuis voor de bewoners van het hele dorp, als er net een man met fiets stopt. Hij hoorde blijkbaar mijn laatste woorden en reageert met: dat klopt, maar nu wordt het linnengoed van het hotel er opgeslagen. Hij doelt op het hotel een stukje verderop.
We raken gezellig aan de praat over vroeger en wat is het geval? We spreken met de schoolmeester over wie ik in een eerdere aflevering schreef. Henk Blom is inmiddels al 81 jaar en auteur van het boek ‘Renesse en veranderingen in de 20e eeuw’. Hij noemt voor mij de bekende namen: Riet en Jan Geleijnse. De kinderen van Jaap en Maatje. Hij had hen als leerling in de klas. Het water is niet tot aan de grote boom gekomen in 1953.
Voor Blom was ene van Tongeren het hoofd van de school en deze man woonde aan de Lange Reke. Henk Blom mocht op de plaats waar een vervallen pandje stond, naast Kromme Reke 9 en 11, een nieuw huis bouwen. Voor een zeer schappelijke prijs. Ik herinner me dat oude huisje nog. Het mocht niet, maar ik ben er toch een keer stiekem naar binnen geslopen.Tijdens de bouw kwam onder het pand een oude kelder tevoorschijn. Die was de opslagruimte geweest van bierbrouwer Hoogenboom, naar wie de Hoogenboomlaan is vernoemd.
Willem zegt bij het afscheid: nu hebben drie onderwijzers herinneringen opgehaald. Henk Blom lacht maar eens wat. Het is tijd om afscheid te nemen, want we willen nog meer van Renesse bekijken.
We gaan de Oude Moolweg in en passeren het huisje ‘Marijke’, via het monument voor de gevallenen staan we voor de polder waar Marie en Rinus woonden. Het huisje ziet er nog hetzelfde uit. Er staat een houten gebouw naast, dat er vroeger niet was. En de omheining ontbreekt. Er zijn dan ook geen grazende geiten en koeien meer.
Ook hier neem ik foto’s en dan gaan we naar Westenschouwen. Het prachtige Zeeuwse licht in het westen aanschouwen.