De jongsten stroomden op vierjarige leeftijd over het jaar verspreid binnen. Juf Monique had zo’n jongste kleutergroep. Op een goede dag was Wilfred er. Een blond manneke met een bril. Monique vertelde in de lunchpauze dat hij zijn naam nog niet goed kon uitspreken en dat dat zo grappig klonk.
Hoezo dat? Nou, hij kan de “r” niet zeggen. Het is komisch, zo meldde ze, want hij hoort het zelf niet, maar wel als ik het verkeerd zeg.
Meestal pikte een kind het snel op. Bovendien werden ze door de logopediste gevolgd.
‘Stuur hem maar eens eens langs’, was mijn suggestie.
Dat gebeurde wel vaker. Een werkje mogen laten zien in een andere klas, samen met een vriendje of vriendinnetje.
We zaten net in de kring, ik en vierentwintig zesjarigen, en praatten over wat tussen de middag op hun bordje had gelegen, toen Wilfred aanklopte met een enorm gebobbeld papier in zijn handen.
‘Hoi, kom maar verder hoor. Wat heb je daar voor moois?’
‘Mijn vingevelfwelk’.
‘Zooooo. Heb jij dat gemaakt?’
‘Ja.’ Zijn hoofd bewoog heftig op en neer.
‘Laat het maar eens aan de kinderen zien.’
Hij hield het blad met twee handen omhoog.
‘Hoe heet jouw juf?’
‘Monique.’
‘Die kennen we. En, is ze een lieve juf?’
‘Ja.’
‘En hoe heet jij?’
‘Wilfled.’
‘En hoe nog meer?’
‘Spalleboom.’
‘Aha, Wilfled Spalleboom.
‘Neehee. Ik heet Wilfled Spalleboom.’ Met nadruk.
‘Dat zeg ik toch? Wilfled Spalleboom.’
‘Nee! ‘ Hij stampvoette erbij. ‘Je zegt het fout! Ik heet Wilfled Spalleboom.’
‘Niet Wilfled Spalleboom?’
‘Nee!!’ en zijn ogen kijken me donker aan vanachter het montuur.
Ik plaagde hem niet langer.
‘Oh, jij heet Wilfrrred Sparrreboom’ en ik liet de erren extra lang rollen.’
‘Ja!’
‘Nou, heel mooi gedaan hoor, Wilfred.
Dahag!’
‘Daag.’
Ja, het was een beetje flauw juffengrapje, maar wat was hij heerlijk aandoenlijk.
Afbeelding van Pixabay